31 jan

Yvonne – Reizen met de natuurwezens

In de donkere wintermaanden van 2011 was ik in afwachting van twee zware operaties. Kraakbeen afname en twee maanden later terugplaatsen in mijn knieën. Als dat zou lukken, kon ‘t misschien ook in mijn rug. Ik zou zeker twee jaar moeten revalideren, was mij verteld. Mijn lijf was onstabiel en ik vroeg me af of en hoe ik deze reis zou doorstaan. Ik benaderde het maar als een reis omdat ik in het verleden veel gebackpacked had. Ik besloot dit als een reis naar binnen te beschouwen. Reizen was tenminste bekend terrein voor me.

Ik was zowel cultureel antropoloog als theatermaker, misschien een aparte combi. Maar in de opleiding Innerlijk Sjamanisme vielen deze twee poten van mijn leven ineens samen. Ik kwam erachter dat magie altijd mijn fascinatie is geweest. De magie van andere culturen, vandaar mijn gereis. En die van de kunst. Theater was daarin mijn uitlaatklep. Mijn voorheen gezonde lijf werd tijdens deze opleiding een kanaal voor spelenderwijs ontdekken en uiten van werelden die zich in mijn brein afspeelden. Dacht ik althans. Fantasie. Magie. Het werden tools om het leven na mijn ziekte enigszins dragelijk te maken. Dacht ik. Maar het werd nog veel meer.

In deze opleiding kwam ik in contact met het trancereizen. Hoe makkelijk me dat afging, verbaasde me. We leerden om een concrete vraag te stellen. Aan het universum. Aan de aarde. Aan ons dieper weten. Hoe we het noemen, maakt niet uit. Er liggen ergens antwoorden. In de oude kronieken of in de dieptes van je ziel of in een zwart gat achter welk zich een nieuwe dimensie bevindt. Het is dezelfde plek. Alleen vanaf een andere kant bekeken.

In die donkere periode van 2011, een tijd na de operatie, viel er een besef binnen: Ik had hulp nodig. Veel hulp! Hoe zou ik deze revalidatie kunnen volhouden? Hoe zou ik hulp kunnen vinden voor het innerlijk proces, mijn angsten, mijn pijn, mijn verdriet, mijn rouw om los te laten wie ik was voor mijn ongeluk.[A1] 

Terwijl ik in bed oude logboeken van mijn opleiding lig te lezen, zie ik een lijn in mijn ontwikkeling. Ik heb al mijn hele leven contact met natuurwezens. Jaja, ik hoor het je denken. Teveel morfine zeker? Dacht ikzelf ook in den beginne. Ze waren in die tijd nog vage entiteiten voor me. Ik voelde veel voor de natuur dus ik zou wel mijn liefde voor bomen en planten in mijn fantasiewereld gemengd hebben. ‘Ok’, dacht ik, terwijl ik de logboeken aan de kant leg naast mijn ziekbed. ‘Laat ik dan aannemen dat ik soms contact maak met een andere wereld. Het is sowieso een fijne manier om mij te helpen om deze periode van ziekzijn te dragen. Want in die wereld heb ik even geen pijn. Mijn lichaam ligt veilig in het bed en mijn geest gaat op onderzoek uit. Op zoek naar hulp’.

Eerste ontmoetingen

Ik besloot dit te doen in een trancereis die me in contact bracht met bepaalde specifieke natuurwezens. Mijn concrete hulpvraag was:  ik wil graag energie om het vol te houden, moed om mijn angst te overwinnen en kracht bij het genezen.

Ik zwem met een haai en een walvis door de grachten van Amsterdam, het water is warm en ik mag af en toe uitrusten op de rug van mijn twee metgezellen, voor wie ik vreemd genoeg niet bang ben. Ergens in een hoekje van mijn geest lijkt het me hilarisch om de reacties van de toeristen te zien. De dieren zetten me af aan de voet van een berg en geven me een rugzakje met daarin al mijn totemdieren. Ik klim moeiteloos omhoog, tussen bomen en struiken door en ik geniet. Het is zo lang geleden dat ik dit kon, zo wandelen! Achter een struik in de zon zie ik een soort helmpje verschijnen. Roodpaarsachtig als een zwam, met punten eraan. Onder de helm zit een wezen, plantachtig en flexibel, ongeveer 30 centimeter en paarse vleugels, die een beetje lijken op die krulsla-blaadjes. Ik weet niet waarom maar ik weet haar naam: Chimala Krultrompet. Ze biedt me een opengeslagen opschrijfboekje aan. “Schrijf de ankerpunten op. Net als je dieren in je rugzak is er de steun van de elementen en wezens. Je creativiteit is je vuur, je levenslust en je energie.” Het element lucht werkt hierop in want het begint meteen ontzettend te stormen. Een hete wind waarbij ik gezandstraald word. Ik word helemaal transparant, op mijn knie na, daar zaten enorme donkere brokstukken. In de lucht verschijnt een lichtwezen. Hij mag van mij de straal ook op mijn knie richten…langzaam vergruizen de brokstukken en worden ze ook licht. Het wezen blijft in eerste instantie vaag voor me. Hij is nog ijler dan Chimala, hij beweegt zich slangachtig in de lucht, hij lijkt een beetje op een vogel met uitgespreide vleugels. Ik zie een oranje gloed. Ik voel meteen dat deze twee wezens mijn metgezellen worden voor mijn energie en mijn genezing.

Later, weer ‘bij gekomen’ in mijn bed, weet ik dat ik nog meer wezens ga vinden. Niet alleen een derde voor hulp bij mijn angst, maar ik weet ook dat er meer wezens zijn, die iets te maken gaan hebben met mijn binnenreis straks. En dat die jaren zal duren.

Flarden van (dag)dromen

Na de tweede operatie zweef ik door de morfine af en toe weg. De dagdromen ontstaan spontaan en ik kan me eraan overgeven. Ze lijken op flarden van mijn trancereis en ze sluiten naadloos aan bij wat ik in mijn boven beschreven reis had ervaren. De flarden beginnen vaak met angst, daar waar ik nog geen wezen voor had gevonden.

Ik loop in een vreemde donkere stad. Ik voel me soms onveilig omdat ik anders ben, ik loop met een kruk dus ben kwetsbaar. Verder ben ik mezelf en tegelijk mijn moeder en dat moet ik verborgen houden. Ik ben tijdloos, een changeling, ik verander van vorm maar dat is nog geheim. Ik word tegengehouden door bewakers en ik begin iets te zingen. Dat gaat gemakkelijk, vreemd genoeg. Ik voel mezelf allerlei vormen aannemen, maar ik vertel ze dat ik actrice ben en dat het bij de act hoort. Er verschijnt een motor in de lucht, die terugzingt, maar dan zie ik het: het is het lichtwezen dat me helpt met de genezing. Hij ziet er uit als een feniks!
Ik volg de oranje feniks en dan loop ik ineens onder een boom door en ik zie mezelf hangen aan de boom, ik ben verraden door een vriend en daar als rebel opgehangen ter waarschuwing. Het lijkt bijna een vorig leven, denk ik daar onder die boom. Vreemd genoeg besef ik dat mijn angst niet met dood te maken heeft, maar met pijn en met verraad. Er verschijnt een muis, een van mijn totemdieren. Ik zie hem groter worden en dan is ‘ie ineens een kat, tegelijk kat eigenlijk, neus aan neus staan ze kat en muis. Ook zij veranderen weer van vorm en worden een draakje. Klein, vurig en ik ben meteen verliefd op hem. Bolt noem ik hem. Vurig en dapper. En dan ineens weet ik het, jij bent mijn hulpwezen bij angst!

Reisgenoten voor mijn leven

De trancereis waar het werkelijk allemaal in elkaar viel, was de volgende. Ik was inmiddels een aantal weken na de tweede operatie en de wanhoop nabij. Het bleek allemaal veel erger in mijn lijf dan voor de operatie, omdat mijn reuma het herstel in de weg zat. Ik had zo getwijfeld om het experiment aan te gaan, ik had gruwelijke pijnen, sliep niet meer enzelfs medicijnen hielpen niet echt goed meer. Ik geef mezelf op de kop; waarom heb ik niet beter naar mijn innerlijk weten, mijn intuïtie geluisterd?!

Dus ik ga op trancereis met als vraag: ik wil de wanhoop ontmoeten en zien wat ik moet oplossen, want dit houd ik niet lang meer vol.

Ik zit in een weiland. De ene helft is donker, het is nacht; de andere helft is een zonnige lente dag. Aan de horizon van de donkere kant staat een prachtige planeet (met een ring eromheen) die ik niet herken. Hij is felgekleurd en ook de maan schijnt. In het dagdeel van de wei loopt een paadje, ik begin eroverheen te wandelen. Ik volg grote voetstappen die al in het zand staan. Mijn pad vervolgt zich over een rotspartijtje onder licht stromend water, het is het begin van een riviertje. Ik volg het riviertje een tijdje. Om me heen zie ik jungle en het begint te schemeren. De planeet zie ik daardoor aan de horizon verschijnen. De maan verlicht bepaalde gebieden in de jungle en het lijkt alsof ik niet meer op aarde ben, de omgeving is verlicht met kleuren, planten en wezens om me heen reflecteren fluorescerende kleuren. Dan zie ik een wezen, een rond gassig wezen met grote donkere ogen. Ik volg hem een druipkaarsachtige berg op. Boven aan de berg ligt een klein zwart meertje. Ik overzie de wereld waarin ik nu ben. De vreemde planeet schijnt op me. Op de berg slaak ik een kreet, een oerkreet, een kreet van een boom, door de hele kosmos wordt mijn schreeuw gehoord.

Als antwoord verschijnt er een brug in de lucht, omhuld door mist. Ik loop de brug op en ineens houdt deze op. Ik laat me vallen met de druppels mist, eindeloos val ik. Ik land in een stille rivier. Maar even later stort ik weer naar beneden over de rand met een waterval mee. De waterval wordt een tunnel van wervelende felle kleuren. Ik blijf omlaag vallen. Eindelijk raak ik op de bodem, de bodem van een felle put. Daar op de bodem ligt een ander wezen, dat steeds van vorm verandert, net als ik destijds in die allereerste reis. We trekken de putdeksel onder ons open. We kijken naar binnen, het stof van deze planeet komt omhoog, daarna modder, daarna beestjes. We sluiten dan deze put der wanhoop. Eén beestje is achtergebleven. Hij is ziek en ik genees hem. Halverwege de put hangt een verblindende kristal. Dat is het wezen weer, die nu kristal is. hij heet Serafiem, een lichtwezen, en hij is een brug naar de engelen. Hij helpt me de put uit en de gassige alien met de grote ogen staat boven op ons te wachten.

En zo heb ik weer twee wezens voor mijn revalidatie reis ontmoet: alien M’allon en lichtwezen Serafiem. Inmiddels zijn er dus nimf Chimala krultrompet (energie), Bolt Vuurdraakje Bolt (moed), Feniks (genezing), alien wezen M’allon (licht) en lichtwezen Serafiem (bescherming). Ook in mijn dagelijks leven zijn ze actief. Feniks legt helende draden aan om mijn knie. Chimala vrolijkt me op met vertelsels. Er komt op een dag een broer van haar bij: boom elf Elijah (creativiteit). Die had ik eigenlijk al eens eerder ontmoet, toen ik net aan de opleiding begon. Hij riep destijds: ‘ik ben een boom elf en je fantasie is je vuur’. Ik was toen ontzettend aan het lachen, ik dacht ergens: ik word nog eens in een dwangbuis afgevoerd. Maar nu weet ik weer waarom ik dat onthouden heb. Hij zat toen al op me te wachten.

De Taal

Er is nog een laatste stukje dat ik moet vertellen voordat ik bij mijn eindconclusie kom. Zo’n vier maanden na mijn operatie heb ik veel pijn. Ik ben in half wakkere toestand en hoor mezelf iets zeggen en daarna echt praten. Ik spreek in een taal die ik niet ken maar wel begrijp. Ik schrijf fonetisch op wat ik doorkrijg en vertaal daarna spontaan de betekenis.

Karag ni gemba
Donde rhisja contere
Boi su e kalal

Vanuit vertrouwen
Je oude elfen weten
Herleeft nu in jou

Dala i kompai
Predentere con detsjo
Nadere ke sigo

Wat dit betekent
voor je levensloop hier nu
onvoorstelbaar groot

verneato hai le
donne me sevigo sai
nin kwatta borg soi

onze dankbaarheid
zal altijd je pad kruisen
voor gegeven tijd

De betekenis

Ik kan er niet veel meer over zeggen dan dat de wezens een plek in mijn leven hebben gekregen die niet meer weg te denken valt. Inmiddels ben ik een boek met en over ze aan het schrijven. De personages zijn duidelijk. Die presenteerden zich dus al zo’n negen jaar geleden aan me. Twee zomers geleden kreeg ik ineens heel veel informatie over hun wereld binnen. Ik zag een complete film voor me. Ik ben bij wezensvergaderingen geweest. Heb een kliniek voor genezing met ze ontworpen en mijn personages zijn echt vrienden. Ik schreef altijd al mijn eigen voorstellingen voor theater maar nu ineens ontstaat dit. Het is meer dan een boek, het is een wereld die we samen beschrijven. En er is samenwerking nodig. Ons klimaat is slechts een kleine afspiegeling … de liefde, de magie, alles verdwijnt langzaam, als we niet uitkijken… Maar onder de wanhoop ligt dus een andere wereld. Die voor mij inmiddels net zo belangrijk en soms echter is, dan alles waar we ons al die tijd mee bezighielden.


 [A1]

Laat een reactie achter